Na een aantal jaren gewerkt te hebben als arbeider en slager besloot Piet Wiegman in 1907 om te gaan schilderen. Na een aantal jaren Amsterdam vestigde de schilder zich in 1913 in het Noord-Hollandse Groet, waar hij, net als de andere schilders van de Bergense School, onder wie zijn broer Matthieu, werd beïnvloed door de ideeën en het werk van Henri le Fauconnier. Zijn palet wordt in deze periode overheerst door bruinen, de vormen zijn simpel en eenvoudig. In 1921 verhuisde de schilder voor een aantal jaren naar het Limburgse Thorn, waar een zeer productieve periode aanbrak. Het kleine, bescheiden oeuvre van Wiegman toont hem als een veelzijdig kunstenaar, die behalve schilder ook tekenaar, graficus, beeldhouwer en keramist was. Zijn schilderstijl veranderde door de jaren heen nauwelijks, waardoor zijn doeken moeilijk te dateren zijn.