De etser, drukker en expressionistische schilder Jules De Praetere leert aan de Gentse Academie Valerius De Saedeleer en Gustave van de Woestijne kennen. Met hen maakt hij daarna, zij het voor korte tijd (1900-1903), deel uit van de Latemse kunstenaarskolonie. Net als zijn vrienden put hij uit de Middeleeuwen en is daar werkzaam als wever, glazenier, smid, etser en drukker. Na zijn vertrek in 1903 werkt hij als leraar en vanaf 1905 is hij directeur van zowel de school voor decoratieve kunsten als van het museum voor kunstnijverheid in Zürich. Hij begint dan ook te schilderen: bonte, onstuimige stillevens, die hij signeert met ‘Prater’.