Josephine Fesser-Borrhée, ofwel ‘madame Fesser’, is de geschiedenis ingegaan als de vriendin en beschermster van Johan Barthold Jongkind. Geïnteresseerd als ze was in ‘hedendaagse’ schilderkunst, en vooral in die van Jongkind, ontfermde ze zich vanaf 1861 over de vaak zieke en depressieve schilder. Ze betrekken een huis in Parijs, zij zorgt voor hem en regelt zijn zaken. Regelmatig reizen ze naar Nevers, waar Madame Fessers man enige tijd als kok werkt, en naar Normandië (Honfleur), Antwerpen, Rotterdam, Dordrecht, het meer van Genève en La Côte-Saint-André. In deze tijd van rust en harmonie krijgt Jongkinds stijl definitief zijn vorm en breekt zijn beroemdste periode aan. Vanaf 1872 schildert madame Fesser zelf ook - zij was immers tekenlerares - in een stijl die in kleur en toets veel aan die van haar beschermeling Jongkind doet denken.