Hugo Claus was een dubbeltalent. Zowel de poëzie als schilderkunst ging hij met dezelfde vrijgevochten ideeën te lijf: ‘Ik zie mezelf als schilder en als schrijver, de twee tegelijk’, zei hij van zichzelf. Zijn beeldend werk is aanvankelijk vooral verbonden met uitgaven van poëzie en proza, later spreken zijn schilderijen, aquarellen en tekeningen voor zichzelf. Ze zijn een reflectie van een creatieve geest. Beelden bestormen hem en hij geeft zich er impulsief en vrij aan over in talloze vormen, nooit in olieverf en vrijwel altijd op papier. In 1950 neemt hij deel aan een groepstentoonstelling van Cobra in België. In dat jaar reist hij ook naar Parijs, waar hij contact heeft met Appel, Corneille en Constant. Vooral met Corneille raakt hij goed bevriend. Vanaf de jaren 70 maken theater en film dat zijn beeldende werk regelmatig voor langere tijd wordt onderbroken. De schilder en tekenaar Hugo Claus sloot zich nooit expliciet aan bij een stroming of kunstenaarsgroepering maar tegelijkertijd zien we zijn werk nauw verbonden met de moderne stromingen van zijn tijd als expressionisme, Cobra en pop art.