Alfred ‘Fred’ Bogaerts was een Vlaamse schilder die pas op latere leeftijd ging tekenen en schilderen. Zijn vader was een talentvol Liers decoratieschilder en gaf zijn zoon wel een goed smaak en kunstzin mee, maar Bogaerts, op een paar tekenlessen na, koos voor een andere richting. Hij volgde de opleiding voor onderwijzer aan de Rijksnormaalschool in Lier en begon in 1903 met lesgeven. Bogaerts was een sociaal geëngageerde man en werd na zijn huwelijk in 1914 secretaris van het Lierse Nationaal Hulp- en Voedingscomité tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij werd daarmee actief in de Vlaamse activistische beweging. In november 1918 vluchtte hij, samen met zijn vrouw en de schrijver-dichter Felix Timmermans, naar Nederland. Timmermans introduceerde hem in voorname families en Bogaerts raakte al snel bekend met de typische Hollandse gewoontes en sfeer. Ook was hij volop met tekenen begonnen, een gave die hij autodidactisch zou ontwikkelen en vervolmaken. Heimwee naar zijn geboortestreek, De Lier, was daarbij zijn grote drijfveer. Zijn vriend Timmermans zei hierover: ‘Zonder zijn tocht naar Holland, zonder dit heimwee naar zijn stad en land zou hij zeker nooit aan het schilderen zijn gegaan’. Met potlood en pastel was hij terug in Lier en omgeving en plaatste hij zijn nostalgische prenten in De Haagsche Post, De Groene Amsterdammer en andere uitgaven. Voor verzekeringsmaatschappij Mercator maakt hij de twee jaar overspannende Reinaert de Vos Kalender 1936-1937. Met zijn tekeningen in ‘trillende lijn of in zachte pastelkleuren’ gaf Bogaerts in zijn prenten een humoristisch-realistische visie op mensen – door zijn ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog waren dat de sociaal zwakkeren; weliswaar met een karikaturale ondertoon, maar altijd getekend door de tragiek van oorlog. Na de 'uitdovingswet' van 1929 keerde hij pas weer naar België terug en leefde daar van zijn teken- en schilderwerk. Vanaf 1932 en tot aan zijn pensionering in 1942 was hij onderwijzer aan de Joodse school in Antwerpen.