Dirk Smorenberg, geboren in 1883, is een van de weinige art-deco schilders van Nederland. Zijn weergave van de Hollandse waterlelieplassen was heel anders dan die van schilders die dit onderwerp eerder op het doek zetten. Haagse Schoolschilders deden het met aandacht voor de stemming in snelle penseelstreken en groenbruine tinten, terwijl Smorenberg rond 1910 in zijn voorstellingen experimenteerde met gestileerde vormen, geringe diepte en frisse, heldere kleuren in schakeringen van groen, blauw, lila en soms rood. Aanvankelijk viel zijn werk niet zo in de smaak bij het publiek, dat het te vlak, gevoelloos en zonder emotie geschilderd vond. Al gauw echter ontstond waardering toen de art-deco stijl in de mode raakte. Smorenberg was een onafhankelijk en origineel kunstenaar. Zo maakte hij voor veel van zijn schilderijen bijzondere, handgesneden houten lijsten. Naast de bekende waterlelies schilderde hij ook stillevens, een enkel stadsgezicht en portretten.
Smorenberg was autodidact. Na een periode als militair (tot 1906) begon hij op zijn tweeëntwintigste als reclametekenaar in Amsterdam en vormde zichzelf door het kopiëren van werk van oude meesters in het Rijksmuseum. Hij kwam in die tijd ook in contact met de schilder August Allebé, van wie hij raadgevingen kreeg. Vervolgens woonde hij in 1907 een jaar in Bergen met zijn vriend Dirk Filarski, met wie hij een jaar later deel nam aan de tentoonstelling van de kunstenaarsvereniging St. Lucas in Amsterdam. Daar was veel modern werk te zien van o.a. Jan Sluijters, Leo Gestel en Piet Mondriaan en het werk van Smorenberg kwam daardoor ook in de belangstelling. In 1910 reisden Smorenberg en Filarski naar New York waar ze, samen met Piet Mondriaan, bij de Fredriks Brothers exposeerden.
Smorenberg’s meest succesvolle periode ligt tussen 1910 en 1926. Hij tekende in die tijd alles wat hem boeide en verbeterde zichzelf door steeds te blijven kijken en oefenen in zijn schetsboeken. Hij was een snelle werker met on-Hollandse kleurneigingen. In zijn schilderijen was kleur, vaak ongemengd aangebracht, voor hem de belangrijkste manier om zijn emoties uit te drukken. Om de weergave van atmosfeer gaf hij niet veel. Wel was hij kritisch over de juiste lichtinval en ging zelfs zo ver dat hij de perenboom die voor de ramen van zijn atelier op het noorden stond liet weghalen en de ruiten verving. In 1918 omschreef kunstcriticus N.H. Wolf in het tijdschrift De kunst zijn stijl als volgt: ‘Dirk Smorenberg zoekt naar grote vlakken. Breed wil hij de dingen uitbeelden, op de grens van het decoratieve; maar het realistische verwaarloost hij niet. Het is alsof hij het realisme wil verenigen met het gestileerde, en hij bereikt daarmede belangrijke effecten.’ Smorenberg’s vroege werk, in naturalistische stijl, doet denken aan dat van de Haagse-School. Vervolgens maakte het plaats voor schilderijen in een meer luministische stijl en tenslotte schilderde hij in een abstraherende, sterk vereenvoudigende en decoratieve art-deco stijl, de stijl waarmee hij bij het grote publiek het meest bekend werd.
Smorenberg, door zijn vrienden ‘Smoor’ genoemd, moet een aimabel persoon geweest zijn met wie je kon lachen en die vaak werd omschreven als een echte bohémien. Nadat hij rond 1920 met financiële steun een huis met atelier kon laten bouwen aan de Horndijk in Loosdrecht legde hij zich volledig toe op het schilderen van verstilde plassen met rietkragen en waterlelies. In zijn roeibootje trok hij er vaak zomer en winter op uit om de plassen vanuit diverse gezichtspunten te schilderen, met wisselende wolkenpartijen, soms met de weerspiegeling van het riet in het water en de wortels en vissen onder het wateroppervlak. In de winter deed hij dat vanaf de waterkant, waar vaak zijn vastgevroren roeiboot deel uitmaakte van het landschap. Ook legde hij de winterse berglandschappen in Zwitserland vast als hij, samen met Dirk Filarski, bij zijn zus in Clarens bij Montreux logeerde.
Na de jaren dertig gingen nieuwe ontwikkelingen aan Smorenberg voorbij en trok hij minder aandacht. Na zijn dood in 1960 is hij een tijdje in de vergetelheid geraakt, maar de laatste twee decennia is, met de herontdekking van zijn vroege werk, nieuwe waardering voor de schilder gekomen.