Guillaume Cornelis Beverloo, beter bekend als Corneille (1922-2010) was een van de hoofdfiguren van de CoBrA-groep (1948-1951), de belangrijkste internationale avant-gardebeweging van Europa direct na de Tweede Wereldoorlog. De toen jonge kunstenaars verlangden naar een ‘nieuwe poëtische en zuivere schilderkunst in een zuivere taal’. CoBrA leden lieten zich vooral inspireren door kindertekeningen, primitieve volkskunst en kunst gemaakt door geesteszieke kunstenaars. Corneille, bij het grote publiek vooral bekend om zijn vrolijk gekleurde, blijde voorstellingen met vissen en vrouwen, vond zijn inspiratie aanvankelijk in de natuur, bij de inlandse culturen van Afrika en Zuid-Amerika, en – via geestverwante Deense schilders als Asger Jorn en Carl-Henning Pedersen – in de Scandinavische mythologie en volkskunst. Na een aantal reizen met architect Aldo van Eijck naar Zuid-Algerije en de Sahara in de jaren 50 schilderde Corneille, onder invloed van de geometrische decoratiepatronen van de Afrikaanse nomaden, gedurende een aantal jaren een soort abstracte stadsconstructies en agglomeraties bestaande uit een grillige opeenstapeling van vormen en lijnen. In de jaren zestig zou hij overgaan tot de uitbundig geschilderde vogels, vrouwen en zonnen waarmee hij grote bekendheid, ook internationaal, zou krijgen.
Corneille werd geboren in het Belgische Luik, als kind van Nederlandse ouders. Hij was grotendeels autodidact, maar volgde cursussen aan de Rijksacademie tussen 1940 en 1942. In 1946 hield hij in Groningen zijn eerste expositie. In 1948 richtte hij met Appel en Constant de kunstbeweging CoBrA op, waarbij zich later ook andere Nederlandse schilders en enkele dichters aansloten. Voor Corneille stond de CoBrA-tijd vooral in het teken van het experiment. Kunst moest naïef en vooral spontaan zijn. Een academische en intellectuele aanpak werd door de Cobra-kunstenaars afgewezen en zij werkten voornamelijk individueel.
In 1950 verhuist Corneille naar Parijs waar hij samenleeft met de fotografe Henny Riemens. Omdat ze veel belangrijke momenten van de CoBrA-beweging vastlegt wordt ze wel de ‘ooggetuige van Cobra’ genoemd. Met haar reist hij veelvuldig de wereld rond, op zoek naar inspiratie. Overal doet hij indrukken op van motieven uit wereldculturen die hij in zijn kunst verwerkt. Ook Karel Appel verhuist in dat jaar naar Parijs waar hij samen met Corneille een atelier aan de Rue Santeuil betrekt. Appel keerde Nederland de rug toe na een storm van kritiek over hem en andere CoBrA kunstenaars. Zo schreef Het Vrije Volk naar aanleiding van hun eerste tentoonstelling in het Stedelijk in 1949: ‘Het zijn knoeiers, kladders, verlakkers‘.
Late jaren zestig krijgt Corneille’s werk een meer figuratief karakter en treden grote kleurvlakken op de voorgrond. Hij schildert dan in een lyrische stijl visioenen van tropische landschappen en tuinen, met planten, dieren en vrouwen. Corneille is intussen uitgegroeid tot één van de populairste Nederlandse schilders van zijn tijd en zijn werk geniet een grote internationale bekendheid. Bij het grote publiek krijgt hij bekendheid met zijn lyrische stijl, zeker nadat hij commerciële opdrachten aannam, zoals het bedrukken van pennen, stropdassen, serviesgoed, wijnetiketten en beddengoed. Van vrijgevochten kunstenaar groeit Corneille uit tot merknaam. Een groot deel van de kunstwereld keert zich van hem af. Corneille zegt hierover: ‘Die kritiek raakt me, omdat ze onrechtvaardig is’. Creativiteit kan overal in schuilen. Waarom zou ik geen pen mogen ontwerpen? Of een das? Picasso en Bracque maakten toch ook vazen, borden en bijoux? Hier in Nederland is het: schilder, blijf bij je ezel! In het buitenland is het heel gewoon dat je je ook eens met iets anders bezighoudt.’
De laatste jaren van zijn leven leidt Corneille een teruggetrokken bestaan in het Franse departement Val-d’Oise, waar hij woont met zijn tweede vrouw Natasja de Laktionoff –Henny overlijdt in 1993. Tot op hoge leeftijd blijft hij werken, ondanks een slechte gezondheid. Op 88-jarige leeftijd overlijdt Corneille in Auvers-sur-Oise, waar hij wordt begraven op hetzelfde kerkhof als waar Vincent van Gogh zijn laatste rustplaats vond.