Agnieta Cornelia Gijswijt behoorde tot de eerste lichting schilderessen die studeerden aan de Rijksacademie in Amsterdam onder August Allebé. Net als een aantal medestudenten, die later bekend werden als de Amsterdamse Joffers, was ze vast van plan om zich te ontwikkelen als zelfstandig kunstenaar. Haar meest geliefde onderwerpen waren het landschap, dierstukken, strand- en stadsgezichten en portretten. In 1901 maakte ze met Lizzy Ansingh en Jo Stumpff een studiereis naar Parijs. De jaren daarop ging ze naar België, Londen en Italië. Ze was actief in het Amsterdamse kunstleven, was lid van Arti et Amicitiae en Sint Lucas, gaf les en was als penningmeesteres van de subcommissie Beeldende Kunst betrokken bij de spraakmakende tentoonstelling 'De Vrouw 1813-1913'. Op 85-jarige leeftijd deed de schilderes nog mee aan een tentoonstelling van Sint Lucas.